De oorzaken van gedwongen afvoer liggen naar schatting in 70% van de gevallen bij de transitie. De transitie is daarmee het strijdperk voor de levensduur. Er zijn meerdere oorzaken, te beginnen met de lastigste, maar tegelijkertijd ook het basale probleem: de hoge melkproductie.
De gemiddelde koe houdt het niet langer vol dan gemiddeld 3,5 lactatie. Terwijl ze pas met de vijfde lactatie de volwassen leeftijd en productie bereikt. Maar je kunt moeilijk zeggen “doe maar een paar duizend kg minder” want dat is wellicht economisch niet haalbaar. Maar toch, de langdurige selectie op productie heeft ons problemen gebracht die veel kosten en ik durf de stelling aan dat we een groot deel van de extra melkopbrengsten weer inleveren aan een slechtere gezondheid, vruchtbaarheid en levensduur. Uit wetenschappelijk onderzoek is dat al sinds begin jaren ’70 van de vorige eeuw bekend. En ook wij zien dat als we praktijkbedrijven doorrekenen. Hoe kunnen we het tij keren?
Er is veel mogelijk
Voor de aanpak op het bedrijf onderscheiden we drie hoofdfactoren die we samenvatten in het KBL-principe. De K staat voor de genetische aanleg van koe, de B voor de bedrijfsvoering en de L voor leefomgeving. De problemen binnen het KBL en dus ook de maatregelen bepalen gezamenlijk hoe de koeien functioneren. Omdat je de genetische aanleg en de stal een gegeven niet zomaar op korte termijn kunt veranderen, is aanpassen van de bedrijfsvoering de meest aangewezen weg. Uit onderzoek blijkt ook dat verbeteren van het management op de korte termijn het meeste oplevert.
De voeding als cruciale factor
Onder de gegeven omstandigheden is de voeding de meest cruciale factor voor de gezondheid en levensduur van de veestapel. De hoge producties vragen erg veel voer dat op een goede manier door de koe verwerkt moet worden. Het kan makkelijk en snel mis gaan. Zoals bij een tekort of een overmaat aan energie, teveel of te weinig eiwit, te weinig structuur, een slechte smaak van het voer, schimmel in de kuil etc. Allemaal factoren die slecht zijn voor gezondheid en de productie. Bovendien vermindert het natuurlijk de benutting van het voer en de voerefficiëntie.
Slepende melkziekte (ketose), een slechtere eiwitbenutting en een lagere productie, te veel conditieverlies, meer klauwproblemen, een slechtere vruchtbaarheid, embryonale sterfte zijn veel voorkomende problemen in het begin van de lactatie. Maar het begint vaak al in de droogstand. Als daar de voeding niet optimaal is en de koeien groeien of verliezen gewicht, dan is het hek al van de dam. Verminderde voeropname ruim voor afkalven en direct erna, slecht opstarten, een diepe negatieve energiebalans met alle gevolgen voor de gezondheid en vruchtbaarheid.
Een volle pens
Een ander veelvoorkomend probleem is pensverzuring. Veroorzaakt door een teveel aan zuren die gevormd worden uit makkelijk afbreekbaar zetmeel en suikers. Als het zuur niet gebufferd kan worden vanwege een te lage productie van bicarbonaat door de koe, kan dat tot flinke schade leiden. De bicarbonaatproductie wordt gestimuleerd met herkauwen. De oorzaak van te weinig herkauwen wordt vaak als eerste gezocht in te weinig structuur. Maar de kern is dat de pens voldoende gevuld moet blijven zodat er als het ware spanning op de penswand blijft staan waardoor de penswerking wordt verbeterd. Hoe beter de pensvulling, hoe minder kritisch de structuurvoorziening is. Goede structuur lost niet snel op en blijft lang genoeg in de pens.
Mais of gras?
Door een levensduur die 15 tot 26% langer is dan die in de ‘maisprovincies’ behalen de ‘grasprovincies’ ondanks de lagere productie per koe toch een 10 tot 20% hogere levensproductie. Er wordt dan al snel gezegd dat weiden de levensduur verlengt, maar dat is nog maar de vraag. Het kan ook het grotere aandeel gras zijn of het kleiner aandeel snijmais. En als je de snijmais zou vervangen door een andere goede energiebron, gaan de koeien dan langer mee? Daar is (nog) geen zinnig antwoord op te geven. We zien wel grote verschillen binnen de provincies en ook in ‘grasprovincies’ wordt wel snijmais bijgevoerd. Maar we kennen uit onderzoek ook de negatieve correlatie van de melkproductie met de levensduur. Maar de vraag blijft wat daar nu precies achter zit. Het vermoeden is dat het toch vooral te maken heeft met een combinatie van het productieniveau en de afstemming van het rantsoen daarop. De structuur- , eiwit-, en energievoorziening worden kritischer bij hogere producties en bij weiden moet dat weer anders dan wanneer ze binnen blijven en ze meer snijmais krijgen.
Economische schade
In de praktijk zien we dat de schade van pensverzuring wordt onderschat, zeker als het om de zogenaamde SARA, de minder zichtbare subacute pensverzuring gaat. Volgens sommige onderzoeken een van de meest schadelijk aandoeningen. Als we de pensverzuring terug zouden brengen van 29% (naar schatting het Nederlands gemiddelde) naar 15%, en we wegen alle effecten mee zoals die op de voeropname en -efficiëntie, de productie, de klauwgezondheid en de vruchtbaarheid en uiteindelijk op de kortere levensduur, dan kan het economisch voordeel voor een bedrijf met 125 koeien oplopen tot meer dan 11.000 euro per jaar. Maar daar blijft het niet bij. Als we kijken naar alle problemen die de gezondheid en levensduur verminderen, dan leidt een bedrijf van gemiddeld 100 melkkoeien een inkomensschade van zo’n 25.000 tot 40.000 euro per jaar. Voorwaar geen klein geld!
Een steuntje in de rug
Het is goed te begrijpen dat koeien het soms moeilijk kunnen hebben en dat het een knappe prestatie is om probleemloos de hoge producties te realiseren. Het verwerken van de grote hoeveelheden voer kost erg veel energie en leidt tot fysiologische slijtage en we blijven het maximale van ze vragen. En dus verdienen ze ondersteuning. Het allerbelangrijkste is en blijft een basisrantsoen voor een optimaal werkende pens. Maar soms lopen de koeien tegen hun fysiologische grenzen aan of is het rantsoen door omstandigheden niet optimaal, dan hebben ze een steuntje in de rug nodig om bij de hoge melkdrang gezond te kunnen blijven. Zoals het bijvoeren van extra structuur en energie, bicarbonaat, mineralen, vitamines en gist om maar een aantal ‘steuntjes in de rug’ te noemen. Een efficiënte voerbenutting door een gebalanceerd totaalrantsoen in een optimaal werkende pens is het begin van een gezonde, economische en duurzame koe. Levensduur begint in de pens!
Willem van Laarhoven, eigenaar
van adviesbureau Valacon